Pubergedrag

Omgaan met Pubergedrag

En dan is je kleine meisje ineens een puber. Het samen spelletjes doen, onder een dekentje een film kijken, lekker kroelen en het samen winkelen is ineens niet meer zo van zelfsprekend. Een grote mond, opstandig gedrag, hangen op de bank, niets willen doen is het gedrag van je dochter op dit moment. Het ene moment humeurig, dan weer giechelig, niet luisteren, soms toch weer super behulpzaam. Er is geen pijl op te trekken. Het lijkt of je dochter je van haar af wilt duwen, terwijl ze je op een ander moment juist heel hard nodig heeft. Herken je dit gedrag bij je kinderen?

Puberteit

In de leeftijd van 10 tot 22 jaar groeien kinderen op tot volwassenen. Deze periode wordt ook wel de adolescentie genoemd. De puberteit is een onderdeel van de adolescentie en loopt gemiddeld tussen het tiende en zestiende jaar. De puberteit betekent afscheid nemen van je kindertijd en de hele hechte band met je ouders.

In de puberteit verandert er veel bij je kind, het puberbrein is volop aan het groeien. Pubers groeien op naar zelfstandigheid. Hierdoor zijn ze veel met zichzelf bezig en ontwikkelen in deze fase hun eigen identiteit. Pubers kijken kritisch naar zichzelf en vergelijken zichzelf voortdurend met anderen. Vooral de invloed van Social Media is op deze leeftijd groot. Veel pubers krijgen twijfels, worden onzeker. Ze weten niet goed welke kant ze op willen, waar ze voor staan. Pubers gaan zich losmaken van de ouders, vaak zetten ze zich ertegen af. Ze ontwikkelen hun eigen normen en waarden. Ze zoeken meer en meer contact met leeftijdsgenoten, willen graag zelf beslissingen nemen, gaan meer experimenteren en hebben meer behoefte aan vrijheid.

Puber houden van spanning en risico’s nemen. Ouders zien meer de valkuilen, ze zijn vaak geneigd om hun kinderen te waarschuwen. Maar kinderen moeten ervaringen op doen, butsen oplopen, om straks te kunnen functioneren zonder ouders.

Pubers gaan grenzen opzoeken, ze gaan niet alles meer vertellen aan jou als ouder.

Pubergedrag

In de puberteit reageren kinderen gevoeliger. Door hormonen krijgen de emotionele hersengebieden extra prikkels, waardoor puberhersenen tijdelijk niet in balans zijn. Pubers reageren daardoor sneller uit hun gevoel dan uit hun verstand. Dat levert impulsief gedrag op. De heftige emoties zorgen vaak voor sterke wisselende stemmingen; van een energieke stuiterbal tot een treurige bankhanger. Jongeren in de puberteit willen vaak direct hun behoefte bevredigen, ze kunnen uren doorzeuren over een onderwerp.

Doordat bepaalde gebieden in de hersenen nog volop in ontwikkeling zijn, kunnen pubers nog niet goed plannen. Ze kunnen niet goed inschatten hoeveel tijd bepaalde taken gaan kosten. Uitstelgedrag bij het maken van hun huiswerk of leerwerk komt regelmatig voor. Verder zijn pubers ook vaker afgeleid, ze kunnen zich niet goed focussen op belangrijke taken. Het onderscheid tussen belangrijke en niet belangrijke taken is moeilijk te trekken voor de puber. Sociale prikkels vinden ze vaak belangrijker dan het werken voor school.

Vanaf ongeveer 14 jaar gaan jongeren meer risico’s nemen, ze gaan op ontdekkingstocht. Dat is een onderdeel van hun ontwikkeling naar zelfstandigheid. Ze zijn zich niet goed bewust van de gevolgen van hun gedrag, ze schatten risico’s vaak niet goed in. De spanning die hoort bij risicogedrag voelt een puber als beloning. Pubers zijn er gevoelig voor beloningen, waardoor het voor hen heel aantrekkelijk is om die spanning op te zoeken.

Pubers zijn erg bezig met de veranderingen in hun lichaam. Daarnaast zijn ze nieuwsgierig naar hun seksualiteit en geaardheid. Wat vind ik fijn, wat kan ik met een ander doen en delen, tot wie voel ik me aangetrokken?

Hoe kan ik goed omgaan met pubergedrag?

Het is heel normaal dat je soms niet weet wat je met je puberende kind aan moet. Het dwarse, opstandige en risicovolle gedrag hoort erbij, maar het is niet altijd makkelijk. Hoewel het misschien niet zo lijkt, je puber wil aandacht van en een goed contact met jou.

Het is belangrijk om je kind aan te moedigen om zich zelfstandig te gedragen en zelf dingen te ondernemen. Meningsverschillen en ruzies horen er af en toe bij. Blijf vooral open met je kind praten, probeer de communicatie open te houden en stel je grenzen.

Praten is wel het belangrijkste hulpmiddel in het omgaan met je puber. Stel jezelf hierbij open, praat vanuit jezelf en laat je kind ervaren wat jij vroeger deed en geleerd hebt. Geef duidelijk aan dat hij/zij altijd bij je terecht kan voor tips, adviezen of hulp.

Tips voor het omgaan met je puber:

  1. Luisteren. Luister echt naar je puber, geef aandacht en maak er tijd voor. Laat je kind zelf bedenken wat het kan doen om een probleem op te lossen, in plaats van steeds zelf te zeggen wat het moet doen. Pubers hebben nu eenmaal een allergie aan het woordjes MOET.   Laat je kind zelf een voorstel doen voor bijvoorbeeld uitgaanstijd te bepalen en leg je eigen idee hiernaast. Praat er samen over en kom samen tot een passende afspraak.

  2. Interesse. Toon oprecht interesse in je kind. Vraag hoe het gaat en neem wensen, gevoelens en ideeën serieus. Ook al boeit een onderwerp je helemaal niets (zoals een gamespel) of ben je het totaal niet eens met de uitspraken van je puber. Ga niet steeds de strijd aan, maar probeer in gesprek te blijven. Probeer je puber te begrijpen en bespreek samen mogelijkheden en oplossingen.

  3. Eigen normen en waarden. Vertel je kind waar jij voor staat, wat jij belangrijk vindt in het leven. Wees duidelijk in jouw waarden en normen en leg ze goed uit. Ook al vindt je puber dit onzin, als jij vast blijft houden aan je waarden en normen geeft dit een betrouwbaar gevoel.

  4. Uitleg geven. Leg duidelijk uit waarom je iets wil of niet wil. De zin ‘omdat ik het zeg!’ geeft meer weerstand. Als je duidelijk uitlegt waarom je deze regel belangrijk vindt voelt de puber dat je bezorgd en betrokken bent. Let op dat je niet overbezorgd bent, want in deze fase moet je toch echt leren loslaten!

  5. Onderhandelen. Maak samen afspraken die belangrijk zijn naar zelfstandigheid. Bijvoorbeeld het eigen bed verschonen, een maaltijd bereiden of de was opruimen.

  6. Wees consequent. Houdt je puber zich niet aan de gemaakte afspraken, dan moet hij zelf ook de consequenties ervan ondervinden. Hij moet leren wat de gevolgen zijn van zijn gedrag (Zijn de sportkleren niet in de wasmand gegooid? Dan zijn ze niet gewassen).

  7. Belonen. Pubers zijn heel gevoelig voor beloningen en complimenten. Ze groeien hierdoor positief in hun gedrag. Dit werkt veel beter dan kritiek, want dit geeft meer weerstand.

  8. Blijf mama en papa. Ook al is de puber zich aan het loswringen, hij/zij heeft nog steeds een kinderhart. Een knuffel, een kus, een grapje en zeker wat humor zorgen ervoor dat het goede gevoel blijft bestaan, jullie horen bij elkaar ook al is er onrust. Dit werkt verbindend en herstellend voor beiden.

Over de schrijver
Reactie plaatsen

Werkvormenbundel

7 werkvormen in verschillende thema’s.
Gemakkelijk in te zetten in de praktijk!

De verschillende werkvormen hebben ieder één van de volgende thema’s: Zelfbeeld, Omgeving, Gebeurtenis, Gedachten, Gevoelens, Gedrag en Gevolg.
50%
Je bent er bijna!
We mailen je de werkvormenbundel in kleur en zwartwit.
Je gegevens zijn veilig
Gratis downloaden
Werkvormenbundel